Beste vrienden, in oktober 2005, heb ik in ons befaamd, of liever ons geliefd clubblad, (hopelijk,snik snik, komt het terug) al iets verteld over mijn ervaringen met doping. Ik ga dus vast in herhalingen vallen, vergeef het me maar. Jullie weten wel dat doping in vele sporten voorkomt. Vooral in de atletiek en de wielrennerij. Geregeld worden sporters betrapt. Spierversterkende middelen, bloeddoping voor het uithoudingsvermogen, enz. enz. te veel om op te noemen. Verstand heb ik er niet van hoor. In ons spel, het mooie petanque, komt het gelukkig niet voor, of ik moet me sterk vergissen. Ja, je zou de pastis, het gerstenat en het borreltje, doping kunnen noemen, maar, dat is denk ik een beetje vergezocht. In mijn sportloopbaan, hoofdzakelijk voetbal, ben ik éénmaal in aanraking gekomen met het spul, tenminste ik dacht het toen, maar zeker weten doe ik nou nog niet. Ik zal het jullie uitleggen Op een vrijdagavond, jaren en jaren geleden, zat ik in onze stamkroeg wat te borrelen en te babbelen met een oude vriend en Jacques Hogewoning, de voorzitter van HVC, later zelfs nog voorzitter van de KNVB, toen het gesprek op Peter Wiskie kwam. Ja, ja onze Wiskie. Zeer goede voetballer. Hij was een kanjer in de achterhoede. Vooral hoge ballen waren allemaal voor hem. Helaas niet zo'n fanatieke speler. Meer van: “Hè jammer, volgende keer beter.” Hoe dat veranderd is bij het boulen! Ongelooflijk! Het fanatisme, hij weet het wel goed te verbergen, druipt er van af. Gunt je geen punt! Speelt altijd op 13-0, die.......goede vriend. HVC wilde hem zo graag hebben, maar het lukte niet om hem van de FC Hilversum los te weken. Ik zei toen voor de grap:”Dan neem je mij toch.” Ik was 35 jaar en al uit gevoetbald, Tot mijn verbazing ging Hogewoning er op in, meer uit vriendschap, denk ik. “Kom morgen naar Amersfoort om het contract te tekenen,” zei hij. Voordat de competitie begon heb ik 2 weken zwaar getraind bij mijn neef in Duitsland want ik wilde conditioneel natuurlijk niet afgaan. Gunter Noppel was zijn naam en hij heeft me werkelijk afgebeuld. Ik hoor hem nog roepen terwijl ik voor apegapen lag: “Man kan immer noch mehr!” Enfin we draaiden een goed seizoen en in de playoffs voor promotie naar de eerste divisie moesten wij de laatste wedstrijd spelen uit tegen Roda JC uit Kerkrade. Het mannetje dat ik moest afstoppen, dacht vast, die ouwe zal ik een slechte middag bezorgen. Hij trok zich steeds terug op eigen helft en ik moest met hem mee van de trainer. “Al gaat ie pissen, je gaat mee!” Doodop was ik, maar met kleine overtredingen, geen elleboog stoten, zoals je tegenwoordig vaak ziet, kon ik me handhaven. In de rust ging ik stiekem naar de clubarts toe, eveneens een vriend uit het café van Theo Kaak in Hollandse Rading. “Doc, geeft me alsjeblieft iets, want ik red het niet meer, ik ben doodop, maar ik wil niet uitvallen.” Hij gaf me een wit pilletje, wat het was, wilde hij mij niet vertellen, maar in de tweede helft kende ik geen problemen. Het werd 0-6, wij promoveerden en het was feest. In de trein terug naar Amersfoort bleven ze kratten bier aandragen en het bevreemde me toen al dat ik niet een klein beetje dronken werd. Feest in Amersfoort, diner met een hoop drank, toen naar het clubhuis om verder te feesten en ik merkte niets. Broodnuchter, het leek wel of ik de gehele tijd aan de appelsap had gezeten. Zou dat pilletje van de clubarts toch wat anders geweest zijn dan een aspirientje ??
HAVHKVA