Hans Akkerman's boule-shit

dinsdag, maart 04, 2008

Vadertje tijd

Lieve mensen, als je ongeveer mijn leeftijd hebt, er wordt gezegd de leeftijd van de “sterken,” dan dringt bij tijd en wijle het besef door, dat vadertje tijd wel hele snelle beentjes heeft. Dat hebben jullie, wel of niet in een nostalgische bui, zeker ook vaak gedacht. Als ik in zo’n gemoedsstemming ben, dan gaan mijn gedachten vaak uit naar de tijd toen ons “jeu de boules” door landgenoten hoofdzakelijk op campings in het buitenland gespeeld werd, clubs en boulodromes hadden we hier niet. Toen iedereen mocht roken waar hij wilde en niemand zei er wat van. Met de auto was je in een half uurtje in Zandvoort. Niet druk op de weg en ook niet op het strand. Wel veel Duitsers daar, in zelf gegraven kuilen. In winkelcentra kon je iedereen verstaan als je dat wilde. Het sportpark was afgeladen als Hilversum tegen het Gooi voetbalde. In de winter kon je geregeld schaatsen op het kanaal. Je kan het je haast niet meer voorstellen. Rinus Fennis werd bijna tafeltenniskampioen van Nederland, maar de arbitrage flikte hem een kunstje en hij werd tweede. Toch knap hoor! Destijds moest je het niet wagen om een meester of leraar, laat staan een wethouder, bij zijn voornaam te noemen en een agent sprak je aan met meneer. Van terroristen, hooligans, eerwraak, criminele afrekeningen, integratie, hoorde je niet. De TV met z,n soms walgelijke, wrede, pornografische en sadistische series, was nog niet zover om een greep op ons leven en op het leven van onze kinderen te krijgen. ‘Nachts kon je rustig, zonder vrees, met je meisje een straatje om gaan, al was het bedtijd, bijvoorbeeld 5 uur in de ochtend . Natuurlijk kreeg je ook weleens trammelant om het een of ander, maar het werd uitgevochten zonder dat er een mes of pistool aan te pas kwam. “No go area’s”, zoals nu in Amsterdam-West of Kanaal-eiland, (het is niet te geloven! Waar zijn de matrozen? ) kenden we niet. Het was een heerlijk land met een eigen Hollandse identiteit.
Ja, vrienden, ik kan zo wel een tijdje doorgaan,maar het is natuurlijk gesneden koek. Jullie zullen vast wel belangrijkere zaken kunnen opnoemen over “vroeger” dan ik, bijvoorbeeld over het jeu de boules in het Dudok park. Hoe daar gespeeld werd in regen en wind. Over de caravan die daar stond voor de koffie en de ontlasting. Toch even het volgende, als het gepermitteerd is, want het is wat persoonlijks. Vaak speelde ik met mijn kleinkinderen een soort “jeu de boules” met plastic ballen op het pleintje achter hun huis. Ik hoopte maar dat mijn passie voor het spel hen zou bekeren, maar helaas, de TV games, het voetbal, hockey en zo meer, kregen vanzelfsprekend de overhand en dat kan niemand ze kwalijk nemen.
Nochtans, misschien is toen de kiem voor het boulen wel gelegd en spelen ze op latere leeftijd, ook het mooie, enerverende pétanque. En hopelijk met net zoveel plezier als ik. De beker voor het triplette kampioenschap 1997, die Jan van Strien, Ad Rommens en mijn persoontje hebben gewonnen, Ik ben er nog steeds trots op, staat dan beslist nog in de prijzenkast. Kunnen ze zeggen: “ONZE OPA was de tirreur.” Jet en Nick, wel met een beetje ontzag hè!
HAVHKVA